Ibrahim: “We hoeven windmolens niet leuk of mooi te vinden, maar we moeten er wel aan wennen”
Ibrahim Hashish (25) mocht als bewoner van ‘Little Manhattan’ (in Amsterdam Nieuw-West) een nieuwe energieleverancier kiezen en kwam zo bij Amsterdam Wind uit. Hij werd meteen lid van de coöperatie en is fan van deze bottom-up uitvoering van de energietransitie. Voor Ibrahim zijn windmolens geen heilig doel, maar een middel. Hij beziet het nuchter: “Natuurlijk ben ik voor groene stroom. Maar we moeten zeker niet al onze pijlen op windenergie richten.”
Die nuchtere houding is misschien ook geen wonder, met zijn technische achtergrond: Ibrahim deed de opleiding tot maritiem officier en specialiseerde zich in werktuigbouwkunde. Nu werkt hij als werktuigkundige bij de afvalenergiecentrale in het Westelijk Havengebied. “Officieel wekken wij ook groene stroom op, want afval is een reststroom. Maar als ik mensen vertel waar ik werk, beginnen ze altijd over die twee torens: wat voor rook komt daaruit? Dat kan toch niet goed zijn voor het milieu? Ik probeer altijd uit te leggen dat we de verbranding zo schoon mogelijk laten verlopen, maar helemaal zonder uitstoot kan het niet. En wat wil je anders doen met de tonnen afval uit de stad?”
Met één oog
Het tekent Ibrahims realistische kijk op energieopwekking. Die kijk heeft hij ook als het om windmolens gaat. “Natuurlijk moeten we investeren in windenergie. Het is een van de oplossingen in de mix. Elke manier om groene stroom op te wekken en dus uitstoot te verminderen, moeten we aangrijpen.” Maar voor Ibrahim zijn windmolens niets meer dan een middel – een van de vele middelen, om precies te zijn. “We moeten zéker niet alles in wind investeren, want de technologie gaat als een speer. Zonne-energie levert steeds meer op en ook de perspectieven voor waterstof zien er goed uit. Het zou zonde zijn om nu overal windmolens neer te zetten als dat over twintig jaar niet meer het meest efficiënte middel blijkt te zijn.” Ibrahim blijft steeds ‘met één oog’ naar andere oplossingen kijken.
Weerstand
Ibrahim hoort om zich heen wel dat er weerstand is tegen windmolens in en om Amsterdam, en dat begrijpt hij wel, “al ken ik persoonlijk niemand die zich er echt over opwindt.” Hij geeft aan dat de mogelijke negatieve gezondheidseffecten van windmolens goed onderzocht moeten worden voordat er iets gebouwd wordt. “Want stel dat je ze weer af moet breken, dat zou toch ongelofelijk zonde van het geld zijn.”
Eraan geloven
Uit die opmerking spreekt opnieuw Ibrahims nuchtere, zakelijke kijk op windenergie. “Ik kijk vooral naar het financiele plaatje. En tegelijkertijd weet ik ook: we moeten er echt aan geloven dat groene stroomopwek omhoog gaat. Als dat betekent dat een windmolen dichterbij de stad gebouwd moet worden: so be it.” Natuurlijk is het vervelend voor mensen die hun omgeving drastisch zien veranderen. “Niemand wil zo’n ding in z’n uitzicht. En als jouw uitzicht verpest wordt door een windmolen, dan moet je gecompenseerd worden. Door de gemeente of door degenen die de molens neerzetten.” Tegelijkertijd pleit Ibrahim voor iets meer balans in het debat. Hij hoort tegenstanders van windenergie zelden met alternatieve oplossingen komen.
Geen tijd te verliezen
“We hoeven ze niet leuk of mooi te vinden die windmolens, maar we moeten er wel aan wennen,” besluit Ibrahim. “We hebben geen tijd meer om lang te treuzelen. Misschien ontwikkelt de technologie zich wel zo snel dat ze over twintig jaar weer uit het landschap kunnen verdwijnen – maar daar kunnen we niet op gaan zitten wachten.”