Graag informeren we alle betrokkenen met dit bericht over de ontwikkeling van coöperatieve windenergie in het gebied Noorder IJplas en Cornelis Douwesterrein.

Een nieuwe fase
Onze plannen gaan een nieuwe fase in. Deze zomer begint onderzoeksbureau Bosch & Van Rijn met de onderzoeken om milieueffecten van verschillende mogelijke opstellingen van windturbines in het gebied in kaart te brengen. Dit gebeurt in het kader van de milieueffectrapportage MER.

Eind vorig jaar werd de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) gepubliceerd. U kon hier toen een reactie op geven. Sommige van u hebben dit ook gedaan. Het bevoegd gezag publiceert de antwoorden op de zienswijzen binnenkort. In deze NRD beschreven wij o.a. welke milieueffecten we gaan onderzoeken en op welke manier dat gaat. Hierin stonden ook de aantallen (3 tot 5 windturbines) en de mogelijke hoogtes (150 – 200 m) die we willen gaan onderzoeken, zodat een goede vergelijking kan worden gemaakt.

Wat nog niet in de NRD stond is welke plekken voor windturbines nu precies worden onderzocht (de opstellingsalternatieven).

Onderzoek naar opstellingsalternatieven
De MER gaat in kaart brengen wat de te verwachten milieueffecten zullen zijn op de omgeving. Een opstelling zonder windturbines ofwel het nul alternatief, en drie opstellingen met windturbines. Op basis van de resultaten van deze onderzoeken en de rapportage (MER) kunnen we een keuze maken voor een opstellingsalternatief en hiervoor een vergunningaanvraag indienen.

Er kan ook uitkomen dat geen van deze opstellingsalternatieven wordt gekozen maar een opstellingsalternatief dat bestaat uit een mix van de te onderzoeken opstellingen. Als dat zo is zullen de milieueffecten voor deze specifieke opstelling ook worden onderzocht en inzichtelijk worden gemaakt in de MER.

Hoe zijn we uitgekomen op deze opstellingsalternatieven?
Het alternatief zonder windturbines is tijdens de omgevingsberaden ingebracht. Feitelijk is dit de huidige situatie. Verschillende effecten van de turbines kunnen we zo vergelijken met de situatie dat er geen turbines zouden staan.

De drie opstellingsalternatieven mét windturbines die we in de MER willen laten onderzoeken zijn het resultaat van een analyse van:
• wettelijke eisen en beperkingen (bijv. snelwegen en vaarwegen);
• fysieke belemmeringen in het gebied, met daarbij aan te houden minimale afstanden tot de windturbines, zoals veiligheids- en geluidscontouren voor woningen en bedrijven en infrastructuur;
• Inbreng van deelnemers aan het omgevingsberaad en andere stakeholders in het projectgebied.

Wanneer we rekening houden met alle beperkingen waar we mee te maken hebben in het zoekgebied, blijven er 7 plekken over waar een windturbine zou kunnen. Het kaartje hieronder geeft aan welke 7 plekken. In de groene delen kan zowel een turbine tot 150 als 200 meter. In de gele delen kan enkel een turbine tot 150 meter.

Uitgangspunt is om de geschiktheid van alle 7 plekken in het zoekgebied te onderzoeken. In het NRD is beschreven dat we maximaal opstellingen met 5 windturbines tot 150 meter onderzoeken of 3 windturbines tot 200 meter.

Zo zijn we gekomen tot drie mogelijke opstellingen die we in de MER willen laten onderzoeken:
1. Lijn langs het water; opstelling langs de IJ oever (3 windturbines met een tiphoogte van 150 meter, ashoogte 85 meter en rotordiameter van 130 meter)
2. Cluster Noorder IJplas/knooppunt Coenplein (5 windturbines met een tiphoogte van 150 m, ashoogte 100 meter en rotordiameter van 100 meter)
3. Cluster Noorder IJplas/knooppunt Coenplein; Minder maar hoger (3 windturbines met tiphoogte 200 m, ashoogte 120 meter en rotordiameter 160)

Op het Cornelis Douwes terrein en langs de oevers van het IJ willen we onderzoeken hoe het zou zijn als er aan de noordoever van het IJ drie turbines tot 150 meter komen te staan. Een opstelling in een lijn langs het IJ levert ruimtelijk gezien een eenduidig beeld op. Zo kunnen we bekijken wat de consequenties zijn voor o.a. bewoners, veiligheid, de natuur en het scheepvaartverkeer.

In het gebied tussen de Noorder IJplas en het knooppunt van snelwegen A8 en A10 kunnen zowel lage als hogere windturbines komen. Daarom willen we een alternatief met 5 turbines tot 150 meter en een alternatief met 3 turbines tot 200 meter in dit gebied onderzoeken en met elkaar vergelijken. Zo kunnen we goed bekijken wat de consequenties zijn voor bewoners, veiligheid en natuur.

Ook laten we onderzoeken of een variatie in rotordiameter, (hoe lang de wieken zijn), andere effecten heeft. Daarvoor is gekozen om voor de twee alternatieven met turbines tot 150 meter zowel een rotor van 100 als een rotor van 130 meter te onderzoeken. Bij een rotor van 100 meter is een wiek ongeveer 50 meter.

De turbine rechtsonder bij de Noorder IJplas staat in de eerste opstelling in het water, en in de tweede en derde opstelling op land. Dit omdat we willen weten wat de verschillende effecten zijn en welke voor- en nadelen er kleven aan beide posities.

Visualisaties
Op het omgevingsberaad van 17 februari 2022 en daarna op afspraak was er de mogelijkheid om visualisaties van voorbeeld opstellingen te bekijken. Mede naar aanleiding van de input die we hierop hebben gekregen, zijn de opstellingsalternatieven gekozen.
Voor deze opstellingsalternatieven hebben we visualisaties laten maken en voor elk van de opstellingsalternatieven hebben we verschillende zichtpunten laten maken, zodat iedereen kan zien hoe het vanaf verschillende plekken eruit ziet als de turbines er zouden staan.

Let op

Om de visualisaties te bekijken is Acrobat Reader van Adobe nodig. Download de visualisaties eerst en open daarna met Acrobat Reader.

Om de visualisaties te zien opent u de interactieve kaart via deze link en daarna downloaden om  deze te bekijken.

Hiervoor heeft u het programma Acrobat Reader van Adobe nodig. Wanneer u dat niet heeft kunt u dat gratis downloaden op de site van Adobe via deze link.

Hoe gaat het nu verder?
Later dit jaar verwachten we de resultaten van de MER onderzoeken te kunnen bespreken met deelnemers aan het omgevingsberaad en andere stakeholders in het projectgebied. Op basis van deze inzichten kiezen we voor welke voorkeursalternatief we een vergunningprocedure starten. Als we uitkomen op een voorkeursalternatief dat een mix is van bovengenoemde opstellingen, dan laten we deze specifieke opstelling onderzoeken om de milieueffecten van dit nieuwe opstellingsalternatief inzichtelijk te krijgen.