Paul Vreuls (69): “Ik zou ook mopperen als ik een windmolen in mijn achtertuin kreeg. Maar ik zou niet meteen nee roepen”

Paul Vreuls is journalist/tekstschrijver en woont in Amsterdam-Oost. Hij raakte een aantal jaar geleden betrokken bij Amsterdam Energie. Als “brave burger” vond hij dat er veel te weinig actie werd ondernomen op klimaatverandering. Bovendien was hij net verhuisd: altijd een goed moment om naar de beste energieleverancier op zoek te gaan. Op alle duurzaamheidslijstjes staat Amsterdam Energie bovenaan. Dat gaan we doen, dacht Paul. Sindsdien heeft duurzame energieopwek in Amsterdam hem niet meer losgelaten.

De coöperatieve gedachte achter Amsterdam Energie heeft Paul altijd aangesproken. “Commerciële energiemaatschappijen moeten hun aandeelhouders tevreden stellen. Die zijn eerst en vooral geïnteresseerd in geld. Maar winstmaximilisatie is juist niet wat de wereld nu nodig heeft. Zorg om het klimaat, dat hebben we nodig.” Tegen die achtergrond is een coöperatie zo’n mooi model, vindt Paul. “In een energiecoöperatie ben je zélf de aandeelhouder. Bepaal jij samen met de andere leden het beleid. Dat beleid is niet gericht op zoveel mogelijk geld verdienen maar om op een duurzame manier en tegen een concurrerende prijs energie op te wekken.” Het verbaast Paul dat nog niet elke Amsterdammer lid is van een energiecoöperatie. “Als je een nieuw scheerapparaat koopt, doe je van tevoren toch ook even wat vergelijkend onderzoek? Mensen zullen zien dat energiecoöperaties in alle opzichten verreweg het beste scoren.”

 

Vervelende klusjes

Amsterdam Wind, de windenergie-tak van Amsterdam Energie, kwam al gauw op Pauls pad. “In principe maakt het mij niet uit hóe we energie opwekken, als het maar duurzaam is.” Tegelijkertijd realiseerde hij zich dat windenergie in Amsterdam een pittige opgave zou worden. “Maar wel een opgave die we nou eenmaal hebben. Je kunt het opknappen van de vervelende klussen altijd wel naar de periferie willen doorschuiven. Maar daar waar we zelf een bijdrage kunnen leveren, moeten we dat doen.”

“Je kunt het opknappen van de vervelende klussen altijd wel naar de periferie willen doorschuiven. Maar daar waar we zelf een bijdrage kunnen leveren, moeten we dat doen.”

Makkelijk praten

Voor de NIMBY-argumentatie van veel tegenstanders kan Paul niet altijd begrip opbrengen. “Iedereen is voor groene energie. Zolang er maar geen windmolens bij hem of haar in de buurt komen. Dan moeten ze ineens ergens anders heen. Maar ‘ergens anders’ wonen ook mensen. Dat schiet natuurlijk niet op. Soms moet je je voor de goede zaak ergens overheen zetten. Windmolens moeten érgens staan.” Bezwaren moeten natuurlijk serieus genomen worden, zegt Paul, maar “wees reëel”. Dat mensen zich zorgen maken, begrijpt hij. Maar dat die bezorgdheid omslaat in een afwijzing van álle windmolens, lijkt hem weinig zinvol. “De energietransitie vraagt nu eenmaal offers. En ja, als ik een windmolen in mijn achtertuin kreeg, zou ik ook mopperen. Maar ik zou niet meteen nee roepen.”

 

Tijdelijke oplossing

Volgens Paul is het verstandig bij het plannen van windmolens zo vroeg mogelijk met de omgeving in gesprek te gaan. “Uit onderzoek blijkt keer op keer: verzet tegen windmolens wordt kleiner als de omgeving kan meeprofiteren van de opbrengsten. Dus we moeten Amsterdammers laten zien: die windmolens zijn er niet alleen voor de leden van Amsterdam Wind, maar ook voor jullie, buurtbewoners! Bijvoorbeeld doordat jaarlijks een deel van de opbrengst naar een buurtfonds gaat.”

 

 

Aleida Verheus: “Zo’n beetje heel Nederland is wel iemands achtertuin”

Aleida Verheus

Aleida (52) werkt als adviseur bij De WarmteTransitieMakers, een bureau dat gemeentes adviseert over hoe ze zo concreet mogelijk aan de slag kunnen met de warmtetransitie. Met haar jarenlange ervaring als duurzaamheidsadviseur (voor o.a. VvE’s en bewonersadviesbureaus) is Aleida altijd op zoek naar de beste manier om duurzame oplossingen voor iedereen toegankelijk en dus betaalbaar te maken. “Het gaat mij niet om de techniek, ik zoek oplossingen waar mensen echt warm voor lopen.” En die integrale visie brengt ze ook in de praktijk als het om windenergie gaat.  

Aleida woont al veertien jaar in Amsterdam-Noord, vlak bij een van de zoekgebieden voor een Amsterdamse windmolen. Laat die maar komen, zegt Aleida, die zich niet kan vinden in de bezwaren van sommige omwonenden. “Hij komt echt een flink eind van de huizen af te staan. En er ligt een dikke snelweg tussen waar we véél meer last van hebben.” Energiecoöperaties waren Aleida dankzij haar werk natuurlijk al jaren bekend. Zodra ze lucht kreeg van mogelijke windmolens in Amsterdam, sloot ze zich ook direct aan bij Amsterdam Wind. “Ik zou het liefst een coöperatieve molen in mijn achtertuin neerzetten, en alle buren laten meeprofiteren van de opbrengst. Zodat ze zien dat het echt kan. En dat het niet eng is.”

 

‘Geen ziekmakende windmolens’

Aleida steekt haar mening over windmolens niet onder stoelen of banken en gaat het gesprek over windenergie graag aan. Zo deed ze recent nog een oproep aan haar stadsgenoten: stop met klagen, want elke windmolen telt. De grote kranten wilden het stuk niet plaatsen, vertelt Aleida. Waarom niet? “Tja, een geluid vóór windmolens, dat vinden mensen kennelijk niet spannend. We luisteren nou eenmaal liever naar mensen die ergens tégen zijn.” Ook al herhalen die vaak dezelfde riedel, zoals: waarom zetten we die windmolens niet op zee? Aleida zucht: “We zétten ze al op zee. Prima als je ergens tegen bent, maar informeer jezelf dan tenminste.” Overigens luistert Aleida wel écht naar de argumenten van tegenstanders van windenergie. “Zoals bij alle ingrijpende veranderingen moet je goede voorwaarden met elkaar afspreken. Genoeg afstand tot woongebied, dat is logisch. Tegenstanders gaan er vaak wel heel makkelijk vanuit dat het niet goed geregeld wordt. Ze zeggen: wij willen geen ziekmakende windmolens. Maar die wil ik natuurlijk ook niet! Daar wordt genoeg onderzoek naar gedaan, daar vertrouw ik op.”

 

Een windmolen in de volkstuin

Maar dat vertrouwen is niet vanzelfsprekend, ervaart Aleida om zich heen. “Windmolens zitten in een raar verdomhoekje waar een enorm appèl wordt gedaan op angst. Maar die angst is echt niet nodig.” Vanuit haar werkervaring kan ze zeggen dat coöperatieve energieprojecten volledig te goeder trouw worden aangepakt. Een beetje overlast is alleen niet helemaal uit te sluiten. “En dat is hartstikke rot voor degenen die er last van krijgen. Maar het klimaatprobleem is nóg rotter, wat mij betreft. Dat gaat over veel meer dan een beetje overlast.” Aleida vindt de angst voor overlast in en om Amsterdam extra vreemd, omdat daar al windmolens staan “waar je nooit iemand over hoort”. En het argument van bewoners die ‘heus niet tegen windenergie’ zijn, zolang het maar niet bij hen in de buurt is? Aleida: “Dat kun je eigenlijk niet zeggen in Nederland. Zo’n beetje heel Nederland is wel iemands achtertuin. We hebben hier geen lege vlaktes. Dus als wij onze doelstellingen willen halen als land, moet iedereen daar een beetje voor meebewegen.”

 

Aan je kinderen uitleggen

Overigens verwacht Aleida dat het zoekgebied in de buurt van haar huis uiteindelijk zal afvallen. Daar is plek voor slechts één windmolen; het is natuurlijk efficiënter om er meer tegelijk te plaatsen. Bij Schellingwoude, waar Aleida een volkstuintje heeft, kan dat wél. Veel van haar mede-tuinders zijn fel tegen de komst van windmolens. Aleida krijgt regelmatig uitnodigingen voor demonstraties. “Ik probeer mijn mede-tuinders dan uit te leggen dat een windmolen niet alleen noodzakelijk is, maar ook allemaal voordelen biedt. Hoe leuk zou het zijn als we met de hele volkstuinvereniging samen een coöperatieve windmolen bezitten?”
Al met al is Aleida optimistisch — daarvoor heeft ze ook genoeg mooie voorbeelden gezien in haar carrière als duurzaamheidsadviseur. Natuurlijk gaat er ook weleens iets mis. “Maar het klimaatprobleem is een te grote bedreiging op dit moment. En dat moeten we oplossen, met alle middelen die we hebben. Ik zou het niet aan m’n kinderen kunnen uitleggen als ik niet vóór windenergie was.”

 

 

Ibrahim: “We hoeven windmolens niet leuk of mooi te vinden, maar we moeten er wel aan wennen”

Ibrahim Hashish (25) mocht als bewoner van ‘Little Manhattan’ (in Amsterdam Nieuw-West) een nieuwe energieleverancier kiezen en kwam zo bij Amsterdam Wind uit. Hij werd meteen lid van de coöperatie en is fan van deze bottom-up uitvoering van de energietransitie. Voor Ibrahim zijn windmolens geen heilig doel, maar een middel. Hij beziet het nuchter: “Natuurlijk ben ik voor groene stroom. Maar we moeten zeker niet al onze pijlen op windenergie richten.” 

Die nuchtere houding is misschien ook geen wonder, met zijn technische achtergrond: Ibrahim deed de opleiding tot maritiem officier en specialiseerde zich in werktuigbouwkunde. Nu werkt hij als werktuigkundige bij de afvalenergiecentrale in het Westelijk Havengebied. “Officieel wekken wij ook groene stroom op, want afval is een reststroom. Maar als ik mensen vertel waar ik werk, beginnen ze altijd over die twee torens: wat voor rook komt daaruit? Dat kan toch niet goed zijn voor het milieu? Ik probeer altijd uit te leggen dat we de verbranding zo schoon mogelijk laten verlopen, maar helemaal zonder uitstoot kan het niet. En wat wil je anders doen met de tonnen afval uit de stad?”

Met één oog
Het tekent Ibrahims realistische kijk op energieopwekking. Die kijk heeft hij ook als het om windmolens gaat. “Natuurlijk moeten we investeren in windenergie. Het is een van de oplossingen in de mix. Elke manier om groene stroom op te wekken en dus uitstoot te verminderen, moeten we aangrijpen.” Maar voor Ibrahim zijn windmolens niets meer dan een middel – een van de vele middelen, om precies te zijn. “We moeten zéker niet alles in wind investeren, want de technologie gaat als een speer. Zonne-energie levert steeds meer op en ook de perspectieven voor waterstof zien er goed uit. Het zou zonde zijn om nu overal windmolens neer te zetten als dat over twintig jaar niet meer het meest efficiënte middel blijkt te zijn.” Ibrahim blijft steeds ‘met één oog’ naar andere oplossingen kijken.

Ibrahim Hashish

Weerstand
Ibrahim hoort om zich heen wel dat er weerstand is tegen windmolens in en om Amsterdam, en dat begrijpt hij wel, “al ken ik persoonlijk niemand die zich er echt over opwindt.” Hij geeft aan dat de mogelijke negatieve gezondheidseffecten van windmolens goed onderzocht moeten worden voordat er iets gebouwd wordt. “Want stel dat je ze weer af moet breken, dat zou toch ongelofelijk zonde van het geld zijn.”

Eraan geloven
Uit die opmerking spreekt opnieuw Ibrahims nuchtere, zakelijke kijk op windenergie. “Ik kijk vooral naar het financiele plaatje. En tegelijkertijd weet ik ook: we moeten er echt aan geloven dat groene stroomopwek omhoog gaat. Als dat betekent dat een windmolen dichterbij de stad gebouwd moet worden: so be it.” Natuurlijk is het vervelend voor mensen die hun omgeving drastisch zien veranderen. “Niemand wil zo’n ding in z’n uitzicht. En als jouw uitzicht verpest wordt door een windmolen, dan moet je gecompenseerd worden. Door de gemeente of door degenen die de molens neerzetten.” Tegelijkertijd pleit Ibrahim voor iets meer balans in het debat. Hij hoort tegenstanders van windenergie zelden met alternatieve oplossingen komen.

Geen tijd te verliezen
“We hoeven ze niet leuk of mooi te vinden die windmolens, maar we moeten er wel aan wennen,” besluit Ibrahim. “We hebben geen tijd meer om lang te treuzelen. Misschien ontwikkelt de technologie zich wel zo snel dat ze over twintig jaar weer uit het landschap kunnen verdwijnen – maar daar kunnen we niet op gaan zitten wachten.”

 

Een windmolen is dé manier om het gesprek op gang te brengen

Elvis (27) heeft al jaren een plan: een windmolen in Amsterdam Zuidoost.

Waar liggen onze kinderen ’s nachts écht wakker van?

Windmolens maken geluid. Dat kun je verminderen met techniek, maar vooral door samen de locaties van windmolens zorgvuldig te kiezen.